Het dier is al vele millennia gedomesticeerd en speelt al lang een belangrijke rol binnen de veeteelt. Behalve de gedomesticeerde geit, is er ook de wilde geit, waar de gedomesticeerde geit een nakomeling van is. Als stamvorm van de huisgeit werd de bezoargeit (Capra aegagrus) vermoedelijk reeds rond 7000 v.Chr. in Voor-Azië gedomesticeerd. Daar leeft ook een van de weinig tamme rassen, de Tsjerkessengeit, die niet van de bezoargeit is af te leiden, maar van de markhoor of schroefhoorngeit (Capra falconeri). Dit schijnt een oeroud ras te zijn, dat werd gehouden van Mesopotamië tot Egypte.
Als huisdier is de geit door de mens in alle werelddelen ingevoerd, behalve op de poolgebieden. Wereldwijd zouden er ongeveer 450 miljoen geiten zijn, verdeeld over een tweehonderdtal verschillende rassen. In hun oorspronkelijke, droge leefgebieden werden ze hoofdzakelijk gehouden voor het vlees en de huiden. Later ontdekte men in Europa dat de geit in staat is om grote hoeveelheden melk te produceren. Voor mensen die allergisch zijn voor koeienmelk is geitenmelk meestal een goede vervanger. De melk bevat ongeveer hetzelfde vet- en eiwitgehalte als koeienmelk. Geitenmelk is lichter verteerbaar. Een geit geeft gemiddeld drie liter melk per dag. Slechts een beperkt aantal rassen wordt voor de wol gehouden, de bekendste is de Angorageit. (Bron Wikipedia)